Brouwerij Le Lion d'Or
De Gouden Leeuw
13de eeuw - 1921
We steken de Carmersbrug over en slenteren langs de schilderachtige Gouden Handrei om via de Augustijnenbrug (tweede brug) ons gat te vleien op de kaaimuren van de Augustijnenrei. Augustijn moet hier iets mee te zien hebben. We kijken hier naar een buurt met een zeer uitgebreide geschiedenis, helaas is van dat rijke verleden, buiten enkele muren in de zijstraten, niets meer overgebleven. Het eigentijdse appartementsgebouw op de Augustijnenrei nummer 15 was eertijds de brouwerij Le Lion d'Or (De Gouden Leeuw). Het was oorspronkelijk in de 13de eeuw een brouwerij van de Paters Eremieten van de heilige Augustinus. Het voormalige Augustijnenklooster te Brugge was bij zijn stichting in 1286 een van de vroegste kloosters van de orde van de augustijnen in de Nederlanden. Op de kaart van Marcus Gerards duidelijk te zien. Na zware problemen tijdens de reformatie, de beeldenstorm en de Tachtigjarige Oorlog, kende dit klooster een nieuwe bloei onder het bewind van de aartshertogen Albrecht en Isabella. De Franse Revolutie betekent het definitieve einde van het klooster, waarvan vandaag enkel de straatnaam en enkele beschermde gebouwen in een zijstraat nog getuige zijn. Het kloostergebouw was gelegen aan de huidige Augustijnenrei. Na het vertrek van de kloostergemeenschap werd het gebouw omgevormd tot een herberg en brouwerij "De gouden leeuw", en later Volvo-garage Automobilia. In de jaren 1990 werd op die plaats een wooncomplex opgericht. Enkel een paar huisjes in de Jan Miraelstraat hebben nog elementen behouden van vroegere bedrijfsgebouwen die deel uitmaakten van het voormalige klooster. De Augustijnenbrug, in 1294 door de augustijnen aangebracht, tegenover de ingang van hun kerk is de enige getuige van de vroegste periode; drieledige boog- brug van 1391 gebouwd door meestermetselaar Jan van Oudenaerde, opgetrokken uit zandsteen met gebruik van Doornikse steen voor gewelf en steekbogen, banken aan binnenzijde, drie trappen naar het water. Gerestaureerd in 1984 .
Na de vernieling van klooster en kerk met de Franse revolutie kwam de brouwerij in handen van de familie De Buck. De opvolging in rechte lijn werd echter niet verzekerd zodat vader De Buck zijn dochter Florence aan een gepaste echtgenoot hielp in de persoon van Désiré Cauwe (1842-1905), zoon van brouwerij In de Cop (zie verder). De rest van het bierliefdesverhaal is versneld als volgt: Cauwe werd Knapen via een schoonzoon. In 1921 wordt het brouwen gestopt. Eerst komt er een verkoopzaal, dan garage VOLVO en nu dit wat U nu ziet. De kunstschilder Piet Pourbus (1523-1584) , die zijn huis en atelier in de Jan Miraelstraat had, heeft nooit gedacht dat men de Augustijnen dit ging aandoen.
Naast de brouwerij was vroeger een estaminet De Lion d'Or. waar in de tweede helft van de 19de eeuw het Breydelcomité vergaderde. Deze vereniging had tot doel het oprichten van een standbeeld van Jan Breydel en Pieter De Coninck. Het standbeeld kwam op de markt in 1887 na veel perikelen.
We lezen in zijn boekje "Brugge Mort" uit 1990 van Andries van den Abeele:
Op de historische plek van het Augustijnerklooster staat nu een appartementsgebouw met vijf bouwlagen.
De volumes, de gebruikte materialen, de verstoring van deprivacy voor eensgezinswoningen, de achterliggende beton vlakte : alles is even verwerpelijk.
Daar had een nieuwbouw kunnen komen die de laatste relikten eerbiedigde en valoriseerde van het in de Brugse geschiedenis zo belangrijke Augustijnerklooster, in plaats van het nu van elke traditie gespeende gebouw.
Eén van de hoofddoelstellingen van het structuurplan van de stad was en blijft : het saneren van de binnenpanden en het verminderen van de totale hoeveelheid aan bebouwde oppervlakte.
Even belangrijk blijft het toezicht op de verhouding vloeroppervlakte - terreinoppervlakte (V/T). Minstens evenveel open als bebouwd terrein, dat heeft de V/Tverhouding in de buurt van de waarde 1.
Het overschrijden van de aanvaardbare V/T, die de stad Brugge in de zeventiger jaren aanzienlijk had teruggeschroefd, is momenteel duidelijk weer uit de hand gelopen.
Met het blote oog is merkbaar dat bouwwerken zoals bv. aan de Augustijnenrei een te zware terreinbezetting betekenen.
De nadelige gevolgen zijn legio: een toename van de speculatieve waarde van gronden (geldbejach); overdreven druk op de 'zachte' functies, in de eerste plaats op ééngezinswoningen; aantrekking van teveel activiteit op een te geringe oppervlakte; nadelige invloed op de buurpercelen wat betreft bezonning, privacy, belemmeringen allerhande; en tenslotte de onmogelijkheid om een harmoniserende architecturale expressie te geven aan een uit zijn voegen gebarsten volume.